Een juiste en aanvaardbare īmān dient te voldoen aan drie voorwaarden:
1) De īmān moet zich niet in een ya’s toestand bevinden.
Een mens die eerder niet geloofde, maar die gaat geloven omdat hij zich op het moment van de dood bevindt (en hiermee zijn bestraffing ziet en beseft), zal zich niet kunnen behelpen.
2) Een moslim behoort geen ontkennende uitdrukkingen en houdingen te tonen tegenover religieuze geboden.
Als bijvoorbeeld een moslim zegt dat hij de salāt ontkent, alhoewel hij in alle andere geboden van de religie gelooft, verliest hij hiermee alsnog zijn īmān. Dat komt omdat datgene waarin we moeten geloven als één geheel beschouwd dient te worden. Het ontkennen van één van deze verplichtingen staat gelijk aan het ontkennen van alle religieuze geboden.
3) Een moslim moet accepteren dat alle religieuze geboden goed zijn.
Het niet tevreden zijn met één van de religieuze geboden zal leiden tot verlies van de īmān.
Het meest waardevolle bezit van een moslim is de īmān. De mens zal de vrede en het geluk van de wereld, en de eeuwige vrede en het geluk van het Hiernamaals bereiken door het geloof (īmān).
Echter, het is noodzakelijk om de īmān tot de laatste adem te beschermen en om met deze īmān naar het Hiernamaals te gaan.
Degene die niet in staat is om zijn Iman tot de laatste adem te beschermen en die de wereld als een ongelovige verlaat, zal geen voordeel ondervinden van de īmān die hij voorheen bezat. Daarom moeten we onze īmān goed beschermen en uitdrukkingen en houdingen die schadelijk zijn voor onze religie vermijden. Als we uitdrukkingen en houdingen hebben die schade aan ons geloof kunnen toebrengen, moeten we onmiddelijk berouw tonen door vergeving te smeken van Allah.