De neerdaling van de heilige Koran

Voordat het profeetschap aan de profeet Mohammed (vrede zij met hem) werd gegeven, had hij zich voor een tijdje teruggetrokken gehouden in een grot van de berg “Hira”. Profeet Mohammed (vrede zij met hem) hield zich bezig met het gedenken van de grootsheid van Allah.

Op een maandagavond in de maand van de Ramadan, in het jaar 610, had de profeet zich weer teruggetrokken in de grot van de berg Hira. Hij wendde zich tot Allah met zijn hart en met zijn gehele bestaan. Op dat moment kwam de engel Jibrīl/Cebrāīl met het gebod van Allah naar ons Profeet toe. De engel zei: “Lees.” Dit bevel herhaalde Cebrāīl drie keer. Onze geliefde Profeet zei: “Wat moet ik lezen?”. Hierop verkondigde de engel Cebrāīl de eerste vijf verzen van de Koran. De eerste openbaring vond plaats en de Koran zou nadien in fragmenten worden onthuld.

Onze Profeet (vrede zij met hem) was 40 jaar toen de eerst openbaring kwam. In de Koran wordt dit hoofdstuk in de soera “al-Alaq” beschreven. De betekenis van de eerste vijf verzen is als volgt:

“Lees voor! In de naam van jouw Heer, Die heeft geschapen. Hij heeft de mens geschapen van een bloedklomp. Lees voor! En jouw Heer is de Meest Edele. Degene Die onderwezen heeft met de pen. Hij heeft de mens onderwezen wat hij niet wist.” 

Na deze openbaring meldde de Koran dat Mohammed (vrede zij met hem) de laatste profeet was. De verzen van de Koran daalden soms vers voor vers neer. Soms daalden er hoofdstukken (soera’s) neer. De gehele inhoud van de Koran is in 23 jaar geopenbaard. De verzen daalden vaak neer op een vraag of op een gebeurtenis. De reden waarop de verzen zijn neergedaald naar aanleiding van een vraag of een gebeurtenis wordt: “asbāb al-nuzūl” genoemd.

Het laatst geopenbaarde vers van de Koran is het hoofdstuk al-Baqara, vers 281. De betekenis is als volgt:

“En vreest de Dag waarop jullie tot Allah teruggevoerd zullen worden: dan zal iedere ziel beloond worden voor wat zij verdiend heeft, en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.” (2:281)