De eigenschappen van Allah

Allah heeft 14 eigenschappen. Zes ervan worden “zātī” eigenschappen genoemd. Deze eigenschappen behoren alleen aan Allah toe, niet één schepsel draagt deze eigenschap met zich mee. De overgebleven acht eigenschappen van Allah worden “subūtī” eigenschappen genoemd. Deze eigenschappen duiden de aanwezigheid van de Almachtige Allah aan.

Zātī-eigenschappen”:

1) Wujūd: Het bestaan. Allah bestaat en Zijn afwezigheid is onvoorstelbaar.
2) Qidam: Het bestaan ​​van Allah heeft geen begin. Het bestaan van Allah heeft niet later plaatsgevonden. Het bestaan van Allah was er al, zelfs toen er niets was.
3) Baqā: Het bestaan van Allah heeft geen einde. Het bestaan ​​van Allah zal voortgaan, zelfs wanneer alles is vernietigd.
4) Vahdāniyyah: Allah is één. Allah heeft geen soortgelijken of iets wat op Hem lijkt. Allah heeft geen deelgenoten.
5) Muhālefetun li’l-havādis: Allah lijkt niet op de dingen die naderhand zijn gekomen. De Almachtige Allah lijkt niet op één van zijn schepselen.
6) Qiyam binafsihī: De aanwezigheid van Allah is bij Hemzelf. Hij is niet afhankelijk van iets. Alles is afhankelijk van hem. 

Subūtī” Eigenschappen:

1) Hayat (al-Hayy): Levend. Allah is eeuwig levend.
2) ‘Ilim: Alwetend. Allah weet het verleden en de toekomst. Allah kent alle geheimen van het heimelijke en openlijke.
3) Samī‘: Alhorend. Allah hoort alles.
4) Basar: Alziend. Allah ziet alles.
5) Irādah: Wensen. Allah wenst. Allah verlangt en doet wat Hij wil.
6) Qudrah: Almachtige. Allah is de Eigenaar van kracht. Allah heeft macht over alles.
7) Kalam: Spreken. Allah heeft Zijn woorden aan de profeten verkondigd. De Koran is het woord van Allah.
8) Takwīn: Scheppen. Allah is de Schepper. Alle dingen in het universum heeft Hij geschapen. Wanneer Hij iets wil scheppen, dan zegt hij er slechts “wees” tegen en “het” zal er zijn. Als Allah zich voorneemt om een bestaande te vernietigen, dan zal het vernietigd worden.